Week 3: persoonsvormen: tegenwoordige tijd.

Invuloefening.

Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Pas op! Is het een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm? De zinnen moeten in de tegenwoordige tijd staan. Als je een tip (hint) vraagt, verschijnt de eerste letter (de volgende letter) van het antwoord. Vul alle woorden in en druk dan op "Controleer". Als "Juist! Goed gedaan!" verschijnt, ben je klaar.




1. (houden) Jan van Ebbelen wel vaker een lezing?

2. (vermelden) Mevrouw Kous na de lezing de laatste nieuwtjes.

3. (ontmoeten) Heeft u die jonge mevrouw Lip weleens ?

4. (bemoeien) Dat vrouwtje heeft zich met iedereen .

5. (verwaarlozen) En ze haar tuin.

6. (rijden) Tommie Lip altijd met zijn fiets op de stoep.

7. (rijden) " jij dan nooit eens op de stoep?" vraagt mevrouw Rit.

8. (vrezen) Jan het ergste.

9. (besteden) U heeft wel veel aandacht aan Anita , nietwaar?

10. (zijn) U soms verliefd op haar?

11. (blozen) Jan tot in zijn haarwortels.

12. (vinden) Ik haar wel aardig.

13. (giechelen) Mevrouw Kous om zijn verlegenheid.

14. (vragen) Heb je haar ten huwelijk ?

15. (verslikken) Jan zich bijna in zijn thee.